8. De Heilige
Drieëenheid
Volgens deze waarheid en dit Woord Gods, zo geloven wij in een enigen God; Die
een enig Wezen is, in Hetwelk zijn drie Personen, in der daad en waarheid en
van eeuwigheid onderscheiden naar Hun onmededeelbare eigenschappen: namelijk de
Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest. De Vader is de Oorzaak, Oorsprong en
het Begin aller dingen, zowel zienlijke als onzienlijke; de Zoon is het Woord,
de Wijsheid en het Beeld des Vaders; de Heilige Geest de eeuwige Kracht en
Mogendheid, uitgaande van den Vader en den Zoon. Alzo nochtans, dat dit
onderscheid niet maakt dat God in drieën gedeeld is; aangezien de Heilige
Schrift ons leert dat de Vader, en de Zoon, en de Heilige Geest, elk Zijn
zelfstandigheid heeft, onderscheiden door Hun eigenschappen; doch alzo, dat deze
drie Personen maar een enig God zijn. Zo is het dan openbaar dat de Vader niet
is de Zoon, en dat de Zoon niet is de Vader, dat ook insgelijks de Heilige
Geest niet is de Vader, noch de Zoon. Intussen, deze Personen, zó
onderscheiden, zijn niet gedeeld, noch ook ondereen vermengd. Want de Vader
heeft het vlees niet aangenomen, noch ook de Heilige Geest, maar alleen de
Zoon. De Vader is nooit zonder Zijn Zoon, noch zonder Zijn Heiligen Geest
geweest; want Zij zijn alle Drie van gelijke eeuwigheid in één zelfde Wezen.
Daar is noch eerste, noch laatste; want Zij zijn alle Drie één in waarheid, in
mogendheid, in goedheid en barmhartigheid.
9. Het getuigenis van
de Schrift voor deze leer
Dit alles weten wij, zo uit de getuigenissen der Heilige Schrift, alsook uit
Hun werkingen, en voornamelijk uit degene die wij in ons gevoelen. De
getuigenissen der Heilige Schriften, die ons leren deze Heilige Drievuldigheid
te geloven, zijn in vele plaatsen des Ouden Testaments beschreven; welke niet
van node is te tellen, maar alleen met onderscheid of oordeel uit te kiezen. In
Genesis, hfdst. 1:26,27, zegt God: Laat Ons mensen maken, naar Ons beeld, naar
Onze gelijkenis, enz. En God schiep den mens naar Zijn beeld; man en vrouw
schiep Hij hen. Insgelijks Gen. 3:22: Zie, de mens is geworden als Onzer een.
Daaruit blijkt dat er meer dan één Persoon in de Godheid is, als Hij zegt: Laat
Ons mensen maken naar Ons beeld ; en Hij wijst daarna de enigheid aan, als Hij
zegt: God schiep. Het is wel waar dat Hij niet zegt hoeveel Personen er zijn;
maar hetgeen voor ons wat duister is in het Oude Testament, dat is zeer klaar
in het Nieuwe. Want als onze Heere gedoopt werd in de Jordaan, zo is de stem
des Vaders gehoord geweest, zeggende: Deze is Mijn geliefde Zoon ; de Zoon werd
gezien in het water; en de Heilige Geest openbaarde Zich in de gedaante van een
duif. Ook mede is in den Doop aller gelovigen deze forme ingesteld door
Christus: Doopt al de volken in den Naam des Vaders en des Zoons en des
Heiligen Geestes. In het Evangelie van Lukas spreekt de engel Gabriël tot
Maria, de moeder des Heeren, aldus: De Heilige Geest zal over u komen, en de
kracht des Allerhoogsten zal u overschaduwen; daarom ook, dat Heilige, Dat uit
u geboren zal worden, zal Gods Zoon genaamd worden. Insgelijks: De genade van
den Heere Jezus Christus en de liefde Gods en de gemeenschap des Heiligen
Geestes zij met u. Drie zijn er Die getuigen in den hemel: de Vader, het Woord
en de Heilige Geest; en deze Drie zijn één. In al deze plaatsen wordt ons ten
volle geleerd dat er drie Personen zijn in een enig Goddelijk Wezen. En hoewel
deze leer de menselijke verstanden verre te boven gaat, nochtans geloven wij
die nu door het Woord, verwachtende totdat wij de volkomen kennis en vrucht
daarvan genieten zullen in den hemel. Voorts staan ook aan te merken de
bijzondere ambten en werkingen dezer drie Personen te onswaarts: de Vader is
genaamd onze Schepper door Zijn kracht; de Zoon is onze Zaligmaker en Verlosser
door Zijn bloed; de Heilige Geest is onze Heiligmaker door Zijn woning in onze
harten. Deze leer van de Heilige Drievuldigheid is altijd beweerd en
onderhouden geweest bij de ware Kerk, van de tijden der apostelen af tot nu
toe, tegen de Joden, mohammedanen, en enige valse Christenen en ketters, als
Marcion, Mani, Praxeas, Sabellius, Samosatenus, Arius, en andere diergelijken,
die met goed recht door de heilige vaderen zijn veroordeeld geweest. Overzulks
nemen wij in dit stuk gaarne aan de drie geloofssommen, namelijk der Apostelen,
van Nicéa, en van Athanasius; insgelijks hetgeen daarvan door de ouden in
gelijkvormigheid met deze besloten is.